May 2017
Experiment
23 May 2017 07:01
Week 16
“Ze zitten alleen maar met hun telefoon te spelen!” “Het kost me zoveel moeite om ze bij les te houden!”
Zomaar twee uitroepen van docenten die je regelmatig in de docentkamer hoort. Maar ook in de gangen hoor je geluiden. “Die vent staat alleen maar te praten voor die klas…” en “het is zo saai”. Dat zijn dan leerlingen.
Als leerlingen bevraagd worden over wat zij als een prettige les ervaren, dan hoor je dingen als ‘afwisseling’ en ‘interactie’. Docenten hebben juist meer moeite met dat differentiëren: de lesstof moet er immers wel doorheen. De verdieping zoeken met de leerling die zijn best doet gaat niet: de leerling die meer hulp nodig heeft gaat daarvoor, en die wordt zelfs niet altijd goed bediend door storend gedrag van de leerling die op dat moment even de focus op de docent niet heeft.
De inrichting van een traditionele lesruimte is frontaal. Alle ogen gericht op die docent voor de klas, die met zijn smart- en whiteboard zijn of haar kennis probeert over te dragen op de leerling. Het is een klaslokaal; ingericht op klassikale lessen.
Een leerling die 8 lesuren per dag op school doorbrengt, zou dus ook 8 uur de focus op de docent voor de klas moeten hebben. Ga er maar aan staan… Een beetje afdelingsvergadering laat al zien dat het ons als docenten al niet eens lukt om 4 uur ‘bij de les’ te blijven.
Voor de leerling is dat klaslokaal niet alleen maar een plek om kennis te vergaren. Het is ook de plek waar het sociale leven (on- en offline) wordt onderhouden, de plek om te grappen en grollen, om te experimenteren en te vervelen. En toch is ons lokaal daar niet op ingericht. We vragen door de opstelling, of dat nou de klassieke treintjes of de U is, dat de leerling maar 1 ding doet: focus. Hoe reëel is dat? We leiden ze op als beginnend beroepsbeoefenaar. Geen bedrijf wat straks 8 uur focus van ze gaat vragen hoor…
Persoonlijk ben ik het al veel langer beu om als politie-agent of kleuterjuf op te moeten treden. ‘You can lead a horse to water, but you can’t make it drink’ denk ik al regelmatig. Als ik wat vermoeider ben, word ik wel eens boos. ‘Ik doe verdorie alles voor ze, maak kahootjes, leg het zo helder mogelijk uit, maar ik kan ze toch moeilijk de hele dag lopen entertainen?!?’ Toen ik dat eens aan een klas voorlegde, kwam terug “ja mevrouw, u bent Jandino niet.”
Als we er nou eens vanuit gaan dat ze best wel willen leren. Maar niet constant hetzelfde nodig hebben…? De ene leerling is nou eenmaal goed in BE en heeft de uitleg van de som op het bord niet nodig. De ander kan nu echt even de concentratie voor Recht niet opbrengen, en wil gewoon zijn spelletje uitspelen. De derde kan je stem niet hebben en leest het liever zelf in het boek. De vierde is dol op kahootjes. De vijfde weet allang dat hij van opleiding gaat veranderen en zit zijn tijd uit. Waarom zou ik mijn lessen, mijn lokaal, mezelf dan niet aanpassen aan al die verschillende vragen, in plaats van de leerling aan te passen aan wat IK wil; les geven?
Blok 4 heb ik de beschikking gekregen over een ‘eigen’ lokaal. Dat lokaal heb ik ingericht rekening houdend met de diverse groepen in de klas. Achterin twee keer een zesje: tegenover elkaar. Middenachter een statafel: als ik een elevator pitch zo kan houden heeft dat al meer relatie met de praktijk dan wanneer dat voor de klas moet. Voorin, in een carré, de rest van de tafels; daar vraag ik focus. Het bureau van de juf naar de zijkant: ook ik heb in een klassituatie twee werkmethodes en –momenten: klassikaal lesgeven doe ik staand, individueel, of dat nou nakijken of met de leerling is, aan mijn bureau. Ik hoef niet steeds midvoor te zijn.
Bij de deur de randvoorwaarden. Een stapel papier, wat rekenmachines en pennen. En mijn zandloper: eerder gestelde randvoorwaarden voor mijn lessen hou ik. Als de deur dicht is, wacht je tot de zandloper is afgelopen, dat duurt maximaal een kwartier. Door het glas is het ding prima te zien. Tot slot hang ik wat lege verpakkingen aan het plafond. Het vrolijkt de boel op, en als het niet hufterproof blijkt, is het in ieder geval geprobeerd. Het hele inrichten heeft me een uurtje gekost. Inclusief een paar plaatjes op facebook, die de reactie “Jouw lesvoorbereiding zit er op, fijne vakantie!” opriep. Nee, dat is nog niet alles. Het vraagt andere werkvormen. Maar daar heb ik de meivakantie voor…
“Ze zitten alleen maar met hun telefoon te spelen!” “Het kost me zoveel moeite om ze bij les te houden!”
Zomaar twee uitroepen van docenten die je regelmatig in de docentkamer hoort. Maar ook in de gangen hoor je geluiden. “Die vent staat alleen maar te praten voor die klas…” en “het is zo saai”. Dat zijn dan leerlingen.
Als leerlingen bevraagd worden over wat zij als een prettige les ervaren, dan hoor je dingen als ‘afwisseling’ en ‘interactie’. Docenten hebben juist meer moeite met dat differentiëren: de lesstof moet er immers wel doorheen. De verdieping zoeken met de leerling die zijn best doet gaat niet: de leerling die meer hulp nodig heeft gaat daarvoor, en die wordt zelfs niet altijd goed bediend door storend gedrag van de leerling die op dat moment even de focus op de docent niet heeft.
De inrichting van een traditionele lesruimte is frontaal. Alle ogen gericht op die docent voor de klas, die met zijn smart- en whiteboard zijn of haar kennis probeert over te dragen op de leerling. Het is een klaslokaal; ingericht op klassikale lessen.
Een leerling die 8 lesuren per dag op school doorbrengt, zou dus ook 8 uur de focus op de docent voor de klas moeten hebben. Ga er maar aan staan… Een beetje afdelingsvergadering laat al zien dat het ons als docenten al niet eens lukt om 4 uur ‘bij de les’ te blijven.
Voor de leerling is dat klaslokaal niet alleen maar een plek om kennis te vergaren. Het is ook de plek waar het sociale leven (on- en offline) wordt onderhouden, de plek om te grappen en grollen, om te experimenteren en te vervelen. En toch is ons lokaal daar niet op ingericht. We vragen door de opstelling, of dat nou de klassieke treintjes of de U is, dat de leerling maar 1 ding doet: focus. Hoe reëel is dat? We leiden ze op als beginnend beroepsbeoefenaar. Geen bedrijf wat straks 8 uur focus van ze gaat vragen hoor…
Persoonlijk ben ik het al veel langer beu om als politie-agent of kleuterjuf op te moeten treden. ‘You can lead a horse to water, but you can’t make it drink’ denk ik al regelmatig. Als ik wat vermoeider ben, word ik wel eens boos. ‘Ik doe verdorie alles voor ze, maak kahootjes, leg het zo helder mogelijk uit, maar ik kan ze toch moeilijk de hele dag lopen entertainen?!?’ Toen ik dat eens aan een klas voorlegde, kwam terug “ja mevrouw, u bent Jandino niet.”
Als we er nou eens vanuit gaan dat ze best wel willen leren. Maar niet constant hetzelfde nodig hebben…? De ene leerling is nou eenmaal goed in BE en heeft de uitleg van de som op het bord niet nodig. De ander kan nu echt even de concentratie voor Recht niet opbrengen, en wil gewoon zijn spelletje uitspelen. De derde kan je stem niet hebben en leest het liever zelf in het boek. De vierde is dol op kahootjes. De vijfde weet allang dat hij van opleiding gaat veranderen en zit zijn tijd uit. Waarom zou ik mijn lessen, mijn lokaal, mezelf dan niet aanpassen aan al die verschillende vragen, in plaats van de leerling aan te passen aan wat IK wil; les geven?
Blok 4 heb ik de beschikking gekregen over een ‘eigen’ lokaal. Dat lokaal heb ik ingericht rekening houdend met de diverse groepen in de klas. Achterin twee keer een zesje: tegenover elkaar. Middenachter een statafel: als ik een elevator pitch zo kan houden heeft dat al meer relatie met de praktijk dan wanneer dat voor de klas moet. Voorin, in een carré, de rest van de tafels; daar vraag ik focus. Het bureau van de juf naar de zijkant: ook ik heb in een klassituatie twee werkmethodes en –momenten: klassikaal lesgeven doe ik staand, individueel, of dat nou nakijken of met de leerling is, aan mijn bureau. Ik hoef niet steeds midvoor te zijn.
Bij de deur de randvoorwaarden. Een stapel papier, wat rekenmachines en pennen. En mijn zandloper: eerder gestelde randvoorwaarden voor mijn lessen hou ik. Als de deur dicht is, wacht je tot de zandloper is afgelopen, dat duurt maximaal een kwartier. Door het glas is het ding prima te zien. Tot slot hang ik wat lege verpakkingen aan het plafond. Het vrolijkt de boel op, en als het niet hufterproof blijkt, is het in ieder geval geprobeerd. Het hele inrichten heeft me een uurtje gekost. Inclusief een paar plaatjes op facebook, die de reactie “Jouw lesvoorbereiding zit er op, fijne vakantie!” opriep. Nee, dat is nog niet alles. Het vraagt andere werkvormen. Maar daar heb ik de meivakantie voor…