Lunch
23 December 2017 11:46
We lunchten tijdens een cursus en tegenover mij was de docent gaan zitten. Ook met een broodje kroket. Hij vroeg me waarom ik in het onderwijs werk. “Dertien weken vakantie per jaar” antwoordde ik.
We lunchten tijdens een cursus en tegenover mij was de docent gaan zitten. Ook met een broodje kroket. Hij vroeg me waarom ik in het onderwijs werk. “Dertien weken vakantie per jaar” antwoordde ik.
Ik had even geen zin om het échte antwoord te geven. Dat ik niks leuker vind dan de wereld verbeteren, desnoods met één puber tegelijk, en dan te horen krijgen dat ik wel heel veel vakantie heb. Dat is meestal het commentaar wat ik krijg namelijk. De discussie over werkdruk en salaris, en over wat we allemaal moeten in het onderwijs (naast naar het Rijksmuseum, het Wilhelmus zingen en er was recent ook iets met moestuintjes), ik had er even de puf niet voor. Want in tegenstelling tot mijn vrienden en vriendinnen, die ook werken, heeft van mijn werk iedereen verstand. Iedereen is wel eens naar school geweest en iedereen weet dus wat je als juf, leraar of docent moet doen, of zou moeten doen. In die luttele weken dat je wél werkt, wel te verstaan. In de aanloop naar alweer een stakingsdag in het PO, eentje waarvoor de draagkracht bij de ouders met het opraken van hun vakantiedagen steeds minder wordt, weer moeten vertellen dat het werk echt niet klaar is als de laatste leerling naar huis gaat, weer vertellen dat onderwijs echt heel intensief is en je niet af en toe een uurtje achter de kantoorplant kan verschuilen maar dat je altijd 100% op áán moet staan, weer vertellen dat de afgelopen jaren er steeds meer op het bord van onderwijs terecht is gekomen terwijl daar niets noemenswaardigs tegenover heeft gestaan, zeker niet voor de juffen en meesters van de basisschool; weer me opwinden om politiek Den Haag, waar ze elke vier jaar wel weer wat nieuws verzinnen wat dan toch niet houdbaar blijkt, weer in feite me moeten verdedigen omdat ik de normjaartaak van een ambtenaar, die ook 1659 uur per jaar werkt, in 40 weken moet proppen: ik had er even geen zin in. Ik wilde gewoon dat broodje kroket opeten nu dat nog warm was.
“Dertien weken vakantie per jaar” zei ik dus, als antwoord op de waarom vraag. “Ha. Hoeveel écht?” vroeg hij, een hap van zijn broodje nemend. Ik moest even denken. Echt vrij? Geen laptop open, geen mails, geen lessen voorbereiden of wat afmaken? “Zes. Een met kerst, een in mei, vier in de zomer.” Hij knikte, begrijpend. “Ook lekker”, zei hij. Mijn beurt om instemmend te knikken. Bijna kerst.
Ik had even geen zin om het échte antwoord te geven. Dat ik niks leuker vind dan de wereld verbeteren, desnoods met één puber tegelijk, en dan te horen krijgen dat ik wel heel veel vakantie heb. Dat is meestal het commentaar wat ik krijg namelijk. De discussie over werkdruk en salaris, en over wat we allemaal moeten in het onderwijs (naast naar het Rijksmuseum, het Wilhelmus zingen en er was recent ook iets met moestuintjes), ik had er even de puf niet voor. Want in tegenstelling tot mijn vrienden en vriendinnen, die ook werken, heeft van mijn werk iedereen verstand. Iedereen is wel eens naar school geweest en iedereen weet dus wat je als juf, leraar of docent moet doen, of zou moeten doen. In die luttele weken dat je wél werkt, wel te verstaan. In de aanloop naar alweer een stakingsdag in het PO, eentje waarvoor de draagkracht bij de ouders met het opraken van hun vakantiedagen steeds minder wordt, weer moeten vertellen dat het werk echt niet klaar is als de laatste leerling naar huis gaat, weer vertellen dat onderwijs echt heel intensief is en je niet af en toe een uurtje achter de kantoorplant kan verschuilen maar dat je altijd 100% op áán moet staan, weer vertellen dat de afgelopen jaren er steeds meer op het bord van onderwijs terecht is gekomen terwijl daar niets noemenswaardigs tegenover heeft gestaan, zeker niet voor de juffen en meesters van de basisschool; weer me opwinden om politiek Den Haag, waar ze elke vier jaar wel weer wat nieuws verzinnen wat dan toch niet houdbaar blijkt, weer in feite me moeten verdedigen omdat ik de normjaartaak van een ambtenaar, die ook 1659 uur per jaar werkt, in 40 weken moet proppen: ik had er even geen zin in. Ik wilde gewoon dat broodje kroket opeten nu dat nog warm was.
“Dertien weken vakantie per jaar” zei ik dus, als antwoord op de waarom vraag. “Ha. Hoeveel écht?” vroeg hij, een hap van zijn broodje nemend. Ik moest even denken. Echt vrij? Geen laptop open, geen mails, geen lessen voorbereiden of wat afmaken? “Zes. Een met kerst, een in mei, vier in de zomer.” Hij knikte, begrijpend. “Ook lekker”, zei hij. Mijn beurt om instemmend te knikken. Bijna kerst.