onderwijs
Stagetekort - of creativiteit tekort?
27 August 2020 09:55
Eind augustus stuurde het Samenwerkingsverband Bedrijven en Beroepsopleiding, SBB, dé instantie als het gaat om stages in het mbo, een noodkreet de wereld in. Er dreigen, mede door Corona, 21.000 werkervaringsplaatsen tekort te zijn in dit schooljaar.
Mede door Corona, zet ik er heel bewust bij, want googelen op ‘stageplaatsen tekort’ geeft als een van de eerste resultaten dat er in 2013 ook al een tekort was. Men monitort dus al een tijdje de knelpunten, dus kan er al vroeg in een schooljaar gesignaleerd worden dat er tekorten dreigen.
De grootste tekorten lijken te komen in de domeinen orde en veiligheid, welzijn, ICT en zorg, en dát verbaasde me hogelijk gezien juist die corona-maatregelen.
Op Twitter volg ik een aantal ondernemers, een van de bekendste is Petra de Bouvere van slijterij de Vuurtoren in Sluis. Zij is een soort ‘oer-twitteraar’ en bekend geworden met haar boek over social media ‘het meisje van de slijterij’. Petra twittert vaak over hoe zij, als kleine ondernemer in een toeristische regio, moeite heeft te voldoen aan de eisen die de overheid aan haar stelt. Een maximaal aantal mensen in de winkel, afstand houden, ‘deurbeleid’; het valt haar zwaar. Full time een bewaker bij de deur zetten is financieel niet op te brengen – vergeet daarbij niet dat Zeeuws Vlaanderen door de sluiting van de Belgische grenzen een tijd echt afgesloten is geweest van de rest van de wereld en er dus vrijwel geen omzet was – een periode die nog niet goedgemaakt is. Petra doet nu zelf haar deurbeleid, wijst mensen op de regel van het maximale klanten, weert kinderen en deelt mandjes uit, en heeft daarmee veel minder plezier in haar werk. Het adviseren van klanten, wat haar passie is, en haar core-business, daar komt ze niet aan toe doordat ze zelf ‘handhaver’ en ‘beveiliger’ moet zijn. Ik kan me niet voorstellen dat Petra een erkend stagebedrijf is voor de opleidingen in het domein ‘orde en veiligheid’. Ik kan me wel voorstellen dat ze gelukkig zou worden van een beveiliger in opleiding bij haar winkeldeur. En misschien geldt dat ook wel voor andere ondernemers in die straat.
Mijn moeder woont in een aanleunwoning, bij een zorgcomplex. Veel van de bewoners gaan naar ‘dagbesteding’; knutselen, samen eten, spelletjes doen. Daarnaast had het zorgcomplex een uitgebreid programma voor alle bewoners: zangmiddagen, bingo, handwerkclubs, biljarten, gymnastiek. Veel van die programma’s zijn ten dele weer opgestart, binnen de beperkingen die er zijn. Zo is de groep van de dagbesteding gehalveerd: niet meer met acht senioren maar met vier onder begeleiding van een activiteitenbegeleider, anders kan de anderhalve meter afstand niet gewaarborgd worden. Het gevolg is wel dat de dagbesteding in tijd voor de individuele oudere gehalveerd is. Niet de hele donderdag, maar alleen de middag. Niet de hele dinsdag, maar alleen de ochtend. Het andere dagdeel is voor de andere helft van de groep.
Mijn moeder zou het best leuk vinden om 1 op 1 (of 1 op 3) te rummikubben, te bloemschikken of gewoon te kwebbelen. Maar daar zijn geen begeleiders voor. Geen welzijnswerkers. Moeten dat per se gediplomeerden zijn? Lang niet altijd.
Mijn kinderen zitten op mbo en en hbo. Zij krijgen slechts ten dele fysiek les, het meeste is online. Hoewel het ‘tech-savy’ kids zijn, hebben ze soms nog steeds moeite met het installeren van de platformen en plug-ins waar de opleidingen gebruik van maken. Bellen met de help-desk van de school zet ze in een wachtrij van uren. Kan een ICT stagiair daar niet iets mee doen? En dan heb ik het nog niet eens over al die docenten, die vermoedelijk ook nog niet alle mogelijkheden gebruiken die ICT hen biedt. Jongeren die daar wél voor studeren, kunnen daar misschien een rol in spelen?
Dat er mogelijkheden zijn in zorg, dat hoef ik niet verder te illustreren, lijkt me.
Kortom: ik zie werk (ervaringsplekken) genoeg, maar dan moet de BPV misschien wel anders ingericht worden. Dat er 21.000 BPV plaatsen tekort zijn bij de huidige organisatie van die stage, dat begrijp ik heel goed. Maar dat er geen mogelijkheden zijn om BPV te organiseren, dat geloof ik niet. Denk in oplossingen?
Neem nou die opleidingen in het domein ‘orde en veiligheid’. Er zijn maar een beperkt aantal bedrijven die erkende leerbedrijven zijn – veelal gemeentes, overheidsinstanties als Staatsbosbeheer en een enkel particulier beveiligingsbedrijf. Niet die winkeliers die nu zo graag een handhaver bij de deur willen hebben. Niet de uitzendbureaus die de corona-coaches inhuren namens winkeliersverenigingen of gemeentes. Kortom: er zijn weinig stageplaatsen – volgens SBB zijn er 2.474 stages en 205 leerbanen tekort in deze sector.
Maar is het niet een idee om dit anders aan te pakken? Je kan niet van de winkeliers verwachten dat ze elke stagiair vanuit die opleiding goed aanspreken op het leerproces in de praktijk, studenten begeleiden op de werkplek, iets wat wel een eis is om een erkend leerbedrijf te worden. Maar wat als die eis, zeker in deze bijzondere tijden, nu eens wat soepeler bekeken wordt?
Zet een hele groep studenten orde en veiligheid in de winkelstraat van Sluis bij de diverse deuren, laat de docenten vanuit de opleiding dat in die praktijk begeleiden (er is vast wel een ondernemer die zijn winkel beschikbaar wil stellen voor de aftrap ’s ochtends); het is een win-win. De student kan de theorie van de school in de praktijk brengen, ondernemers als Petra kunnen zich weer richten op hun core-business, docenten komen in de vorm van stagebegeleider on the job directer in aanraking met het gedrag van de student op de werkvloer. Het is een ander soort stage: de student loopt niet mee met een ervaren beroepsbeoefenaar – die kan Petra immers niet betalen – maar de inhoud van de stage is daarom niet minder relevant voor de opleiding. De rol van de docent is anders: die is dan ook werkplekbegeleider en dat vereist logistieke aanpassingen van de opleidingen, maar die docent moet dat wel kunnen, indien nodig met een beetje bijscholing. Het vereist een aanpassing in denken: vooral van de scholen en SBB. Maar het kan wél.
Tekort aan stageplaatsen zoals we die kennen? Ja. Maar mogelijkheden te over.
Mede door Corona, zet ik er heel bewust bij, want googelen op ‘stageplaatsen tekort’ geeft als een van de eerste resultaten dat er in 2013 ook al een tekort was. Men monitort dus al een tijdje de knelpunten, dus kan er al vroeg in een schooljaar gesignaleerd worden dat er tekorten dreigen.
De grootste tekorten lijken te komen in de domeinen orde en veiligheid, welzijn, ICT en zorg, en dát verbaasde me hogelijk gezien juist die corona-maatregelen.
Op Twitter volg ik een aantal ondernemers, een van de bekendste is Petra de Bouvere van slijterij de Vuurtoren in Sluis. Zij is een soort ‘oer-twitteraar’ en bekend geworden met haar boek over social media ‘het meisje van de slijterij’. Petra twittert vaak over hoe zij, als kleine ondernemer in een toeristische regio, moeite heeft te voldoen aan de eisen die de overheid aan haar stelt. Een maximaal aantal mensen in de winkel, afstand houden, ‘deurbeleid’; het valt haar zwaar. Full time een bewaker bij de deur zetten is financieel niet op te brengen – vergeet daarbij niet dat Zeeuws Vlaanderen door de sluiting van de Belgische grenzen een tijd echt afgesloten is geweest van de rest van de wereld en er dus vrijwel geen omzet was – een periode die nog niet goedgemaakt is. Petra doet nu zelf haar deurbeleid, wijst mensen op de regel van het maximale klanten, weert kinderen en deelt mandjes uit, en heeft daarmee veel minder plezier in haar werk. Het adviseren van klanten, wat haar passie is, en haar core-business, daar komt ze niet aan toe doordat ze zelf ‘handhaver’ en ‘beveiliger’ moet zijn. Ik kan me niet voorstellen dat Petra een erkend stagebedrijf is voor de opleidingen in het domein ‘orde en veiligheid’. Ik kan me wel voorstellen dat ze gelukkig zou worden van een beveiliger in opleiding bij haar winkeldeur. En misschien geldt dat ook wel voor andere ondernemers in die straat.
Mijn moeder woont in een aanleunwoning, bij een zorgcomplex. Veel van de bewoners gaan naar ‘dagbesteding’; knutselen, samen eten, spelletjes doen. Daarnaast had het zorgcomplex een uitgebreid programma voor alle bewoners: zangmiddagen, bingo, handwerkclubs, biljarten, gymnastiek. Veel van die programma’s zijn ten dele weer opgestart, binnen de beperkingen die er zijn. Zo is de groep van de dagbesteding gehalveerd: niet meer met acht senioren maar met vier onder begeleiding van een activiteitenbegeleider, anders kan de anderhalve meter afstand niet gewaarborgd worden. Het gevolg is wel dat de dagbesteding in tijd voor de individuele oudere gehalveerd is. Niet de hele donderdag, maar alleen de middag. Niet de hele dinsdag, maar alleen de ochtend. Het andere dagdeel is voor de andere helft van de groep.
Mijn moeder zou het best leuk vinden om 1 op 1 (of 1 op 3) te rummikubben, te bloemschikken of gewoon te kwebbelen. Maar daar zijn geen begeleiders voor. Geen welzijnswerkers. Moeten dat per se gediplomeerden zijn? Lang niet altijd.
Mijn kinderen zitten op mbo en en hbo. Zij krijgen slechts ten dele fysiek les, het meeste is online. Hoewel het ‘tech-savy’ kids zijn, hebben ze soms nog steeds moeite met het installeren van de platformen en plug-ins waar de opleidingen gebruik van maken. Bellen met de help-desk van de school zet ze in een wachtrij van uren. Kan een ICT stagiair daar niet iets mee doen? En dan heb ik het nog niet eens over al die docenten, die vermoedelijk ook nog niet alle mogelijkheden gebruiken die ICT hen biedt. Jongeren die daar wél voor studeren, kunnen daar misschien een rol in spelen?
Dat er mogelijkheden zijn in zorg, dat hoef ik niet verder te illustreren, lijkt me.
Kortom: ik zie werk (ervaringsplekken) genoeg, maar dan moet de BPV misschien wel anders ingericht worden. Dat er 21.000 BPV plaatsen tekort zijn bij de huidige organisatie van die stage, dat begrijp ik heel goed. Maar dat er geen mogelijkheden zijn om BPV te organiseren, dat geloof ik niet. Denk in oplossingen?
Neem nou die opleidingen in het domein ‘orde en veiligheid’. Er zijn maar een beperkt aantal bedrijven die erkende leerbedrijven zijn – veelal gemeentes, overheidsinstanties als Staatsbosbeheer en een enkel particulier beveiligingsbedrijf. Niet die winkeliers die nu zo graag een handhaver bij de deur willen hebben. Niet de uitzendbureaus die de corona-coaches inhuren namens winkeliersverenigingen of gemeentes. Kortom: er zijn weinig stageplaatsen – volgens SBB zijn er 2.474 stages en 205 leerbanen tekort in deze sector.
Maar is het niet een idee om dit anders aan te pakken? Je kan niet van de winkeliers verwachten dat ze elke stagiair vanuit die opleiding goed aanspreken op het leerproces in de praktijk, studenten begeleiden op de werkplek, iets wat wel een eis is om een erkend leerbedrijf te worden. Maar wat als die eis, zeker in deze bijzondere tijden, nu eens wat soepeler bekeken wordt?
Zet een hele groep studenten orde en veiligheid in de winkelstraat van Sluis bij de diverse deuren, laat de docenten vanuit de opleiding dat in die praktijk begeleiden (er is vast wel een ondernemer die zijn winkel beschikbaar wil stellen voor de aftrap ’s ochtends); het is een win-win. De student kan de theorie van de school in de praktijk brengen, ondernemers als Petra kunnen zich weer richten op hun core-business, docenten komen in de vorm van stagebegeleider on the job directer in aanraking met het gedrag van de student op de werkvloer. Het is een ander soort stage: de student loopt niet mee met een ervaren beroepsbeoefenaar – die kan Petra immers niet betalen – maar de inhoud van de stage is daarom niet minder relevant voor de opleiding. De rol van de docent is anders: die is dan ook werkplekbegeleider en dat vereist logistieke aanpassingen van de opleidingen, maar die docent moet dat wel kunnen, indien nodig met een beetje bijscholing. Het vereist een aanpassing in denken: vooral van de scholen en SBB. Maar het kan wél.
Tekort aan stageplaatsen zoals we die kennen? Ja. Maar mogelijkheden te over.
Bevoegdhedenstelsel aanpassen? Neem het mbo als voorbeeld
10 July 2020 12:06
Ik had een verkennend onderzoekje uitgevoerd naar bevoegdheden van mbo docenten. Waarin ben je opgeleid en waarvoor leid je op? Dit omdat het bevoegdhedenstelsel misschien op de schop gaat? Het Onderwijsblad publiceerde een opiniestuk van me daarover.
Bevoegdhedenstelsel aanpassen? Neem het mbo als voorbeeld
Eind dit jaar moet er een ontwerp voor een nieuw bevoegdhedenstelsel zijn. De commissie die zich hierover buigt, kijkt te weinig naar het mbo, vindt voormalig mbo-docent Jet Idskes. Daar zijn docenten al breed inzetbaar.
Toen ik in 1999 met mijn heao en een paar jaar werkervaring als zij-instromer het mbo binnenkwam, was ik ‘bekwaam, maar niet bevoegd’. Die bevoegdheid haalde ik alsnog met een pedagogisch didactisch getuigschrift. Ik gaf alle vakken die ik ooit zelf gehad had en nog een paar waarover het management en ik het eens waren dat ik het zou kunnen. Ik schoolde daarvoor inhoudelijk regelmatig bij, maar toen ik na een jaar of wat eens in wilde springen bij een vmbo waar ze een docent voor het profiel economie en ondernemen zochten, kon dat niet. Ik had immers geen tweedegraadsbevoegdheid. Ik mocht wel lesgeven aan studenten die het vmbo hadden afgerond, maar niet aan leerlingen die nog op dat vmbo zaten. Het verwonderde me toen al. Het verwondert me nog steeds.
Het mbo fungeert als poort naar de arbeidsmarkt en naar vervolgonderwijs. Om goed te kunnen opleiden voor die arbeidsmarkt trekt het mbo vakmensen aan; professionals die hun beroepskennis willen overdragen aan jongeren en daarvoor, naast de eigen vooropleiding en werkervaring, aanvullend een bevoegdheid halen. Een bevoegdheid voor mbo, maar niet voor het voortgezet onderwijs, want daar kent men maar twee ‘smaken’: de tweedegraads docent (vmbo- en onderbouw) en de eerstegraads docent (havo en vwo-bovenbouw). Daarmee gaat het huidige bevoegdhedenstelsel voor het vo voorbij aan de praktijkvakken, die in het vmbo tot 12 uur van het lesprogramma zijn. In het huidige stelsel moeten deze praktijklessen verzorgd worden door theoretisch geschoolde docenten, tweedegraads, van wie hooguit te hopen (maar niet te eisen) is dat zij bekwaam zijn in de praktijkvakken. Zou dit de oorzaak zijn dat veel vmbo’s niet alle profielen aanbieden, maar alleen die waarvoor zij de expertise in huis hebben?
De vmbo-leerling heeft toch ook recht op een vakdocent voor de praktijkvakken? Hoe mooi zou het wel niet zijn als die vakdocent inderdaad ingezet kan worden in de hele onderwijskolom; zowel in vmbo als in mbo? Neemt de commissie onderwijsbevoegdheden dat mee in haar afwegingen?
Andersom zou je van de theoriedocent op het mbo niveau-4 hetzelfde mogen vragen als van de theoriedocent in de bovenbouw van de havo: een eerstegraads bevoegdheid. Bovenbouw havo krijgt de lessen van een eerstegraadsdocent, maar de mbo-student kan dit niet verwachten, maar krap 7 procent van alle docenten in het mbo is eerstegraads bevoegd. In sommige domeinen stroomt meer dan de helft van de mbo-gediplomeerden op niveau-4 door naar hbo. Geeft dat de mbo’er die doorstroomt naar hbo geen achterstand? Verklaart het de hogere uitval van mbo’ers op het hbo ten opzichte van havisten?
En dan is er nog het ‘lek’ van bevoegden vanuit het primair onderwijs naar het mbo. Sinds er generieke vakken (Nederlands, rekenen) ingevoerd zijn in het hele mbo hebben veel roc’s voor deze vakken nieuwe docenten aan moeten trekken. Een lerarenopleiding rekenen was er nog niet, tweedegraads docenten Nederlands liggen niet voor het oprapen. Een probleem wat veel roc’s hebben opgelost door pabo-gediplomeerden aan te trekken: zij beheersen deze stof niet alleen inhoudelijk, maar ook didactisch. En ze willen wel: de werkdruk in po is hoog en in het mbo kan het salaris oplopen tot 700 euro meer per maand. Pabo-gediplomeerden zijn ook meteen inzetbaar, binnen niveau-1 en -2 van het mbo zelfs zonder aanvullend diploma. Door hen de maximaal anderhalf jaar durende opleiding voor een pedagogisch didactisch getuigschrift te laten doorlopen, zijn ze in het gehele mbo inzetbaar. Momenteel heeft 10 tot 15 procent van alle mbo-docenten ook een bevoegdheid voor het po. Als deze allemaal ook in dat po zouden werken, al is het maar in deeltijd naast het werk in mbo, dan zou het niet nodig zijn voor de grote steden te gaan experimenteren met onbevoegden voor de klas…
Commissie onderwijsbevoegdheden: kijk niet alleen naar het vo in de herziening van het stelsel. Kijk vooral naar het mbo. Daar is die mix die minister Arie Slob zo graag wil er al.
Bevoegdhedenstelsel aanpassen? Neem het mbo als voorbeeld
Eind dit jaar moet er een ontwerp voor een nieuw bevoegdhedenstelsel zijn. De commissie die zich hierover buigt, kijkt te weinig naar het mbo, vindt voormalig mbo-docent Jet Idskes. Daar zijn docenten al breed inzetbaar.
Toen ik in 1999 met mijn heao en een paar jaar werkervaring als zij-instromer het mbo binnenkwam, was ik ‘bekwaam, maar niet bevoegd’. Die bevoegdheid haalde ik alsnog met een pedagogisch didactisch getuigschrift. Ik gaf alle vakken die ik ooit zelf gehad had en nog een paar waarover het management en ik het eens waren dat ik het zou kunnen. Ik schoolde daarvoor inhoudelijk regelmatig bij, maar toen ik na een jaar of wat eens in wilde springen bij een vmbo waar ze een docent voor het profiel economie en ondernemen zochten, kon dat niet. Ik had immers geen tweedegraadsbevoegdheid. Ik mocht wel lesgeven aan studenten die het vmbo hadden afgerond, maar niet aan leerlingen die nog op dat vmbo zaten. Het verwonderde me toen al. Het verwondert me nog steeds.
Het mbo fungeert als poort naar de arbeidsmarkt en naar vervolgonderwijs. Om goed te kunnen opleiden voor die arbeidsmarkt trekt het mbo vakmensen aan; professionals die hun beroepskennis willen overdragen aan jongeren en daarvoor, naast de eigen vooropleiding en werkervaring, aanvullend een bevoegdheid halen. Een bevoegdheid voor mbo, maar niet voor het voortgezet onderwijs, want daar kent men maar twee ‘smaken’: de tweedegraads docent (vmbo- en onderbouw) en de eerstegraads docent (havo en vwo-bovenbouw). Daarmee gaat het huidige bevoegdhedenstelsel voor het vo voorbij aan de praktijkvakken, die in het vmbo tot 12 uur van het lesprogramma zijn. In het huidige stelsel moeten deze praktijklessen verzorgd worden door theoretisch geschoolde docenten, tweedegraads, van wie hooguit te hopen (maar niet te eisen) is dat zij bekwaam zijn in de praktijkvakken. Zou dit de oorzaak zijn dat veel vmbo’s niet alle profielen aanbieden, maar alleen die waarvoor zij de expertise in huis hebben?
De vmbo-leerling heeft toch ook recht op een vakdocent voor de praktijkvakken? Hoe mooi zou het wel niet zijn als die vakdocent inderdaad ingezet kan worden in de hele onderwijskolom; zowel in vmbo als in mbo? Neemt de commissie onderwijsbevoegdheden dat mee in haar afwegingen?
Andersom zou je van de theoriedocent op het mbo niveau-4 hetzelfde mogen vragen als van de theoriedocent in de bovenbouw van de havo: een eerstegraads bevoegdheid. Bovenbouw havo krijgt de lessen van een eerstegraadsdocent, maar de mbo-student kan dit niet verwachten, maar krap 7 procent van alle docenten in het mbo is eerstegraads bevoegd. In sommige domeinen stroomt meer dan de helft van de mbo-gediplomeerden op niveau-4 door naar hbo. Geeft dat de mbo’er die doorstroomt naar hbo geen achterstand? Verklaart het de hogere uitval van mbo’ers op het hbo ten opzichte van havisten?
En dan is er nog het ‘lek’ van bevoegden vanuit het primair onderwijs naar het mbo. Sinds er generieke vakken (Nederlands, rekenen) ingevoerd zijn in het hele mbo hebben veel roc’s voor deze vakken nieuwe docenten aan moeten trekken. Een lerarenopleiding rekenen was er nog niet, tweedegraads docenten Nederlands liggen niet voor het oprapen. Een probleem wat veel roc’s hebben opgelost door pabo-gediplomeerden aan te trekken: zij beheersen deze stof niet alleen inhoudelijk, maar ook didactisch. En ze willen wel: de werkdruk in po is hoog en in het mbo kan het salaris oplopen tot 700 euro meer per maand. Pabo-gediplomeerden zijn ook meteen inzetbaar, binnen niveau-1 en -2 van het mbo zelfs zonder aanvullend diploma. Door hen de maximaal anderhalf jaar durende opleiding voor een pedagogisch didactisch getuigschrift te laten doorlopen, zijn ze in het gehele mbo inzetbaar. Momenteel heeft 10 tot 15 procent van alle mbo-docenten ook een bevoegdheid voor het po. Als deze allemaal ook in dat po zouden werken, al is het maar in deeltijd naast het werk in mbo, dan zou het niet nodig zijn voor de grote steden te gaan experimenteren met onbevoegden voor de klas…
Commissie onderwijsbevoegdheden: kijk niet alleen naar het vo in de herziening van het stelsel. Kijk vooral naar het mbo. Daar is die mix die minister Arie Slob zo graag wil er al.
inspectie
27 March 2015 18:34
Week 14 – Inspectie
‘De inspectie van het onderwijs’. In onderwijsland kortweg ‘de inspectie’ genoemd en ik heb een aantal collega’s die in dienst hebben gezeten en die een treffende vergelijking kunnen maken met een feodale korpscommandant die met een witte handschoen over de bovenkanten van kasten en over plinten heen ging om te kijken of er nog ergens stof lag. Kortom: ‘de inspectie’ op bezoek; het is enige reden tot stress.
In mijn eerdere leven heb ik ook te maken gehad met inspecties en dan wist je: tijd om je terrein te vegen, je vuilnisbakken te legen en je net wat beter voor te doen dan je in werkelijkheid bent. Dus opruimen die voorraadkast want je weet nooit of die open gemaakt gaat worden. Net zoals we allemaal een beetje nerveus worden als we een ‘fuik’ van de politie zien staan; ook al hebben we niets gedronken en zijn onze eigendomspapieren en rijbewijs heus in orde: controle zorgt voor stress. Hoe zeker je ook bent van je zaak: het blijft een beetje of je schoonmoeder komt eten. Dat is een menselijke reactie en er is ook niks mis mee. Maar…
We hadden deze week de inspectie op bezoek. In tegenstelling tot een politiefuik kondigt de inspectie haar bezoek aan, en kan je je er dus op voorbereiden. Maar ja, wat moet je voorbereiden? Gaan ze vragen naar je rijbewijs (in mijn tas, nee, geen tas gewisseld deze week, dus het ligt niet per ongeluk thuis, in die andere tas), naar je autopapieren (in het dashboardkastje, jahaaa, ik weet dat dat niet verstandig is, maar ik wil een handtas, geen big shopper), of gaan ze controleren op dingen waar je zelf ook geen verstand van hebt? Bandenspanning? Oliepeil? Katalysatorwaarden? (Wat? Katalysatorwaarden. Ja, dat doen ze soms. Ik weet ook niet wat het is. Maar de boete is fors.)
Deze inspectie zou eerst een les komen bezoeken, daarna praten met leerlingen en docenten, (los van elkaar, heel eng, wat gaan die kabouters zeggen?) daarna met allerlei functionarissen, en aan het einde van de dag zouden ze ons hun eerste indruk van hun salomonsoordeel al kunnen geven. Ok. Dat kan…
Die les bezoeken: ze hadden bedacht dat ze dat het eerste uur zouden doen. Een uur dat de betreffende klas normaal geen les heeft! Maar een roosterwijziging er tegen aan gegooid, het achtste naar het eerste en we zijn er klaar voor. Nu maar hopen dat de klas het ook ziet. En welke les hebben ze dan?
Marketing. Ik was de klos. Ze zouden in mijn les komen. Ik ga nu niet liegen en zeggen dat ik al mijn lessen 100% voorbereid. Dat deed ik toen ik net begon als docent, toen stond ik voor de spiegel mijn les op te nemen met een timer en raakte ik in paniek als ik voor een les van 50 minuten maar 30 minuten tekst bleek te hebben. Dat is voorbij; inmiddels weet ik dat ik op interactie van de klas kan rekenen, dat 30 minuten dus heel gemakkelijk naar 50 kunnen groeien en dat niet in elke 50 minuten verschillende werkvormen naar boven kunnen komen. Soms heb ik iets wat frontaal moet- in mijn ogen dan- en soms kunnen we met samenwerken meer bereiken. Soms is een ‘tooltje’ waarmee je een les interactief maakt nuttig (met een ‘device’; oftewel; ze mogen met hun telefoon spelen), soms ook niet. Soms zijn mijn lessen leuk, en soms saai. Het is net het echte leven?
Deze les stonden de leerlingen om te beginnen voor het verkeerde lokaal. Tja, roosterwijziging. Ze waren er, dat vond ik al een plus, maar dat werd niet meegerekend. ‘De inspectie’ merkte (terecht) op dat niet de hele onderwijstijd benut werd. Gee. Ik ‘activeerde de voorkennis’ door te zeggen waar we het de vorige keer over gehad hadden, en ik vroeg naar het huiswerk. Ze moesten iets meenemen wat betrekking had op een prijs die ze verbaasde. Een leerling kwam met een bonnetje van een aangetekende brief -“waarom moet het zo duur zijn als de postbode aan moet bellen?”- een ander met een pakje kauwgum waar hij meer dan twee euro voor had betaald. Kortom; ze waren echt zo zoet als suiker. Wat een voorbeeldige leerlingen. Wakker EN meedoen. Heerlijk. De enkeling die te laat kwam begroette ik bij naam -“Goedemorgen Klaas, kom binnen, fijn dat je er ook bent”- maar omdat het geen ‘lastig gedrag’ was dat er af en toe eentje te laat kwam besteedde ik er verder geen aandacht aan. Ze kwamen te laat, maar gingen zitten en deden mee. Niet lastig, geen aandacht aan besteden. Dat was een andere cursus. Later bleek dat ‘de inspectie’ hierover gevallen was. Tsss.
Na het bonnetje van de aangetekende brief, de kauwgum en het rekenmachientje van negenentachtig cent -“hoe kan het?- hele kleine vingertjes”- wilde ik de voorbeelden al afronden toen er nog een artikel was wat verbaasde over prijs. Tim, altijd op het randje zoekend naar grappen waar hij wel en waar hij niet mee weg komt, hield provocerend een condoom omhoog. “Mevrouw, hoe kan het dat Durex echt vijf keer zo duur is als het eigen merk van Kruidvat? ”
Het is nog geen negen uur ’s ochtends en we hebben het over condooms. Nog gedetailleerder: het is nog geen negen uur ’s ochtends, DE INSPECTIE ZIT BIJ DE LES en we hebben het over condooms. Ik kreeg het een beetje warm. Dit had op geen enkele manier in mijn voorbereiding gezeten? De vraag van Tim roept vervolgens een vervolgvraag op; waarom zitten condooms niet in de zorgverzekering en de pil wel? (Ik weet het niet.) Maar de discussie die volgt vind ik hilarisch. Dingen als ‘keuzes maken’ en ‘baas in eigen buik’ komen voorbij. Argumenten als ‘een soa krijg je voor de lol, een zwangerschap niet’, en een welgemeend ‘het is niet echt NODIG he, een condoom’. Als een derde leerling vervolgens met een uitgestreken smoel vertelt dat je, indien je wisselt van zorgverzekering, je gratis zoveel condooms kan krijgen als je nodig denkt te hebben, en een volgende daar weer op reageert met ‘je gaat toch niet van zorgverzekering wisselen omdat je goedkoop wil neuken?!?’, dan heb ik het niet meer. Het is nog geen negen uur, er zitten twee bloedserieuze dames van ‘de inspectie’ bij me in de klas; het onderwerp is Durex, en ik denk alleen maar 'wat denken die dames' en ik kan niet meer stoppen met lachen. Ik moet even het lokaal uit want de tranen in mijn ogen en de snot in mijn neus: dat past niet in mijn vest en een zakdoekje zit niet in mijn tas. Ik moet even naar de wc.
“Gebeurt dat vaker?” schijnt ‘de inspectie’ te hebben gevraagd terwijl ik, de tranen van het lachen over mijn wangen rollend, even weg liep.
Beste politie, als u mij aanhoudt: ja, ik HEB een rijbewijs, mijn autopapieren ZIJN in orde, en ik weet niet wat mijn katalysator doet, maar de garage zegt dat het goed zit. Ik lach u niet uit. Ik denk aan Durex.
‘De inspectie van het onderwijs’. In onderwijsland kortweg ‘de inspectie’ genoemd en ik heb een aantal collega’s die in dienst hebben gezeten en die een treffende vergelijking kunnen maken met een feodale korpscommandant die met een witte handschoen over de bovenkanten van kasten en over plinten heen ging om te kijken of er nog ergens stof lag. Kortom: ‘de inspectie’ op bezoek; het is enige reden tot stress.
In mijn eerdere leven heb ik ook te maken gehad met inspecties en dan wist je: tijd om je terrein te vegen, je vuilnisbakken te legen en je net wat beter voor te doen dan je in werkelijkheid bent. Dus opruimen die voorraadkast want je weet nooit of die open gemaakt gaat worden. Net zoals we allemaal een beetje nerveus worden als we een ‘fuik’ van de politie zien staan; ook al hebben we niets gedronken en zijn onze eigendomspapieren en rijbewijs heus in orde: controle zorgt voor stress. Hoe zeker je ook bent van je zaak: het blijft een beetje of je schoonmoeder komt eten. Dat is een menselijke reactie en er is ook niks mis mee. Maar…
We hadden deze week de inspectie op bezoek. In tegenstelling tot een politiefuik kondigt de inspectie haar bezoek aan, en kan je je er dus op voorbereiden. Maar ja, wat moet je voorbereiden? Gaan ze vragen naar je rijbewijs (in mijn tas, nee, geen tas gewisseld deze week, dus het ligt niet per ongeluk thuis, in die andere tas), naar je autopapieren (in het dashboardkastje, jahaaa, ik weet dat dat niet verstandig is, maar ik wil een handtas, geen big shopper), of gaan ze controleren op dingen waar je zelf ook geen verstand van hebt? Bandenspanning? Oliepeil? Katalysatorwaarden? (Wat? Katalysatorwaarden. Ja, dat doen ze soms. Ik weet ook niet wat het is. Maar de boete is fors.)
Deze inspectie zou eerst een les komen bezoeken, daarna praten met leerlingen en docenten, (los van elkaar, heel eng, wat gaan die kabouters zeggen?) daarna met allerlei functionarissen, en aan het einde van de dag zouden ze ons hun eerste indruk van hun salomonsoordeel al kunnen geven. Ok. Dat kan…
Die les bezoeken: ze hadden bedacht dat ze dat het eerste uur zouden doen. Een uur dat de betreffende klas normaal geen les heeft! Maar een roosterwijziging er tegen aan gegooid, het achtste naar het eerste en we zijn er klaar voor. Nu maar hopen dat de klas het ook ziet. En welke les hebben ze dan?
Marketing. Ik was de klos. Ze zouden in mijn les komen. Ik ga nu niet liegen en zeggen dat ik al mijn lessen 100% voorbereid. Dat deed ik toen ik net begon als docent, toen stond ik voor de spiegel mijn les op te nemen met een timer en raakte ik in paniek als ik voor een les van 50 minuten maar 30 minuten tekst bleek te hebben. Dat is voorbij; inmiddels weet ik dat ik op interactie van de klas kan rekenen, dat 30 minuten dus heel gemakkelijk naar 50 kunnen groeien en dat niet in elke 50 minuten verschillende werkvormen naar boven kunnen komen. Soms heb ik iets wat frontaal moet- in mijn ogen dan- en soms kunnen we met samenwerken meer bereiken. Soms is een ‘tooltje’ waarmee je een les interactief maakt nuttig (met een ‘device’; oftewel; ze mogen met hun telefoon spelen), soms ook niet. Soms zijn mijn lessen leuk, en soms saai. Het is net het echte leven?
Deze les stonden de leerlingen om te beginnen voor het verkeerde lokaal. Tja, roosterwijziging. Ze waren er, dat vond ik al een plus, maar dat werd niet meegerekend. ‘De inspectie’ merkte (terecht) op dat niet de hele onderwijstijd benut werd. Gee. Ik ‘activeerde de voorkennis’ door te zeggen waar we het de vorige keer over gehad hadden, en ik vroeg naar het huiswerk. Ze moesten iets meenemen wat betrekking had op een prijs die ze verbaasde. Een leerling kwam met een bonnetje van een aangetekende brief -“waarom moet het zo duur zijn als de postbode aan moet bellen?”- een ander met een pakje kauwgum waar hij meer dan twee euro voor had betaald. Kortom; ze waren echt zo zoet als suiker. Wat een voorbeeldige leerlingen. Wakker EN meedoen. Heerlijk. De enkeling die te laat kwam begroette ik bij naam -“Goedemorgen Klaas, kom binnen, fijn dat je er ook bent”- maar omdat het geen ‘lastig gedrag’ was dat er af en toe eentje te laat kwam besteedde ik er verder geen aandacht aan. Ze kwamen te laat, maar gingen zitten en deden mee. Niet lastig, geen aandacht aan besteden. Dat was een andere cursus. Later bleek dat ‘de inspectie’ hierover gevallen was. Tsss.
Na het bonnetje van de aangetekende brief, de kauwgum en het rekenmachientje van negenentachtig cent -“hoe kan het?- hele kleine vingertjes”- wilde ik de voorbeelden al afronden toen er nog een artikel was wat verbaasde over prijs. Tim, altijd op het randje zoekend naar grappen waar hij wel en waar hij niet mee weg komt, hield provocerend een condoom omhoog. “Mevrouw, hoe kan het dat Durex echt vijf keer zo duur is als het eigen merk van Kruidvat? ”
Het is nog geen negen uur ’s ochtends en we hebben het over condooms. Nog gedetailleerder: het is nog geen negen uur ’s ochtends, DE INSPECTIE ZIT BIJ DE LES en we hebben het over condooms. Ik kreeg het een beetje warm. Dit had op geen enkele manier in mijn voorbereiding gezeten? De vraag van Tim roept vervolgens een vervolgvraag op; waarom zitten condooms niet in de zorgverzekering en de pil wel? (Ik weet het niet.) Maar de discussie die volgt vind ik hilarisch. Dingen als ‘keuzes maken’ en ‘baas in eigen buik’ komen voorbij. Argumenten als ‘een soa krijg je voor de lol, een zwangerschap niet’, en een welgemeend ‘het is niet echt NODIG he, een condoom’. Als een derde leerling vervolgens met een uitgestreken smoel vertelt dat je, indien je wisselt van zorgverzekering, je gratis zoveel condooms kan krijgen als je nodig denkt te hebben, en een volgende daar weer op reageert met ‘je gaat toch niet van zorgverzekering wisselen omdat je goedkoop wil neuken?!?’, dan heb ik het niet meer. Het is nog geen negen uur, er zitten twee bloedserieuze dames van ‘de inspectie’ bij me in de klas; het onderwerp is Durex, en ik denk alleen maar 'wat denken die dames' en ik kan niet meer stoppen met lachen. Ik moet even het lokaal uit want de tranen in mijn ogen en de snot in mijn neus: dat past niet in mijn vest en een zakdoekje zit niet in mijn tas. Ik moet even naar de wc.
“Gebeurt dat vaker?” schijnt ‘de inspectie’ te hebben gevraagd terwijl ik, de tranen van het lachen over mijn wangen rollend, even weg liep.
Beste politie, als u mij aanhoudt: ja, ik HEB een rijbewijs, mijn autopapieren ZIJN in orde, en ik weet niet wat mijn katalysator doet, maar de garage zegt dat het goed zit. Ik lach u niet uit. Ik denk aan Durex.
Tandvlees
13 July 2015 16:48
Opeens begon het, op maandagmiddag. Kiespijn. En niet een beetje, gewoon echt serieus.
Net als de meeste mensen van mijn leeftijd is het gebit een heikel punt. Onze ouders lieten begin veertig gewoon alles trekken en namen fijn een kunstgebit, maar wij zijn moderne veertigers en we willen dus zo lang mogelijk onze eigen tanden en kiezen houden. Dus we poetsen met whitening tandpasta (want de andere optie; stoppen met thee, koffie, roken en drinken is eigenlijk geen optie, toch? ) en als we er aan denken volgen we het advies van de mondhygiëniste op en flossen, stoken en spoelen we. Ik geloof niet dat mijn ouders ooit bij een mondhygiëniste geweest zijn en mijn opa en oma zeker niet, maar elke veertiger heeft een narrig stemmetje in zijn of haar achterhoofd; die afspraak is echt long overdue, dat moet nu echt even…
Wij zijn echter ook de generatie van de schooltandarts. Die omgebouwde bus die het schoolplein op kwam rijden. Die beul die daarin zat. Die nog nooit van verdoving gehoord had en complete klassen moest doen tussen half negen en half twaalf. Tot mijn twaalfde heb ik blijkbaar drie gaatjes gecreëerd in mijn kiezen, alle drie met donkergrijze amalgaan gevuld door de schooltandarts. Wat was ik bang van die man. Mijn beide pubers snoepen echt niet minder dan ik toen deed, en poetsen ook niet beter, maar hebben beiden nooit ook maar een gaatje gehad. Ik denk wel eens dat die schooltandarts mijn gaatjes verzonnen heeft. Dat hij af mocht rekenen per gaatje. Want laten we wel zijn: drie gaatjes tussen zes en twaalf, en dan pas weer een met 37? Het riekt.
Bij de mondhygiëniste voel ik echter hetzelfde als bij de schooltandarts. Ik heb niet goed gepoetst. Ik krijg straf. Terwijl ik echt twee keer per dag poets. Ok, niet elke dag flos. Een paar keer per week. En ragen ook niet elke dag. Of stoken; af en toe. Maar het is toch goed? Wit?
“Je hebt parodontitis” zei ze de laatste keer. Meer dan een half jaar geleden. Jaja, long overdue.
Optrekkend tandvlees. Dat gebeurt na je veertigste. Alles gaat hangen, behalve je tandvlees, dat trekt op. Met een zorgelijk gezicht liet ze me zien dat er ruimte zit tussen tandvlees en wortel. Dat mijn wortels nog maar een paar millimeter in mijn kaakbeen zitten. Wat ik er aan kon doen? Nou, niks. Tandvlees trek je blijkbaar niet zomaar meer naar beneden. Dus schoon houden, zorgen dat er geen restjes tussen dat tandvlees en de wortels kan gaan zitten, wat dan weer gaat rotten en de boel van binnenuit verstiert.
Dus ik heb alle hulpmiddelen in huis. Die ik vervolgens volkomen negeer. Twee keer per dag poetsen, dat moet maar genoeg zijn. Afgelopen jaar beet ik in een broodje kroket en brak ik een kies. Dat was de laatste almagaanvulling die mijn tandarts, met veel verdoving en zalvende woorden, heeft vervangen voor een witte vulling. Na de schooltandarts heb ik een bange mensen tandarts gekozen. Wat een schat, die man. Indien nodig verdooft hij je al in de wachtkamer.
Maar maandagmiddag begon het opeens. Kiespijn. Alsof er wat klem zit tussen kies en kaakbeen. Kauwen doet pijn. Maar ik weet inmiddels ook dat het ten dele psychosomatisch is. Ik begin de uitdrukking ‘op je tandvlees lopen’ steeds beter te begrijpen. Als ik moe ben, het beu ben, slaap tekort heb, dan merk ik dat aan mijn gebit. Omdat ik mijn gebit dan ook verwaarloos: dan ga ik ook wel eens naar bed zonder te poetsen, of pak ik ’s ochtends niet de volle vijf minuten poetsen en raffel het af. De Tandenfee straft onmiddellijk. Jij niet goed voor jezelf zorgen? Poef! Pijn!
Het is de laatste week. Nog even. Heel even. Het is nu dagen tellen. Nog drie vergaderingen, twee sub overleggen, een diplomering, een teamuitje. En dan is het klaar voor dit jaar. Klaar. Zes weken zomervakantie. Zes weken. Zes weken waarin ik elke dag zal ragen, flossen, drie keer per dag poetsen zelfs, ok? Tandenfee? Ok? Hebben we een deal? Mag die kiespijn nu weg?
Net als de meeste mensen van mijn leeftijd is het gebit een heikel punt. Onze ouders lieten begin veertig gewoon alles trekken en namen fijn een kunstgebit, maar wij zijn moderne veertigers en we willen dus zo lang mogelijk onze eigen tanden en kiezen houden. Dus we poetsen met whitening tandpasta (want de andere optie; stoppen met thee, koffie, roken en drinken is eigenlijk geen optie, toch? ) en als we er aan denken volgen we het advies van de mondhygiëniste op en flossen, stoken en spoelen we. Ik geloof niet dat mijn ouders ooit bij een mondhygiëniste geweest zijn en mijn opa en oma zeker niet, maar elke veertiger heeft een narrig stemmetje in zijn of haar achterhoofd; die afspraak is echt long overdue, dat moet nu echt even…
Wij zijn echter ook de generatie van de schooltandarts. Die omgebouwde bus die het schoolplein op kwam rijden. Die beul die daarin zat. Die nog nooit van verdoving gehoord had en complete klassen moest doen tussen half negen en half twaalf. Tot mijn twaalfde heb ik blijkbaar drie gaatjes gecreëerd in mijn kiezen, alle drie met donkergrijze amalgaan gevuld door de schooltandarts. Wat was ik bang van die man. Mijn beide pubers snoepen echt niet minder dan ik toen deed, en poetsen ook niet beter, maar hebben beiden nooit ook maar een gaatje gehad. Ik denk wel eens dat die schooltandarts mijn gaatjes verzonnen heeft. Dat hij af mocht rekenen per gaatje. Want laten we wel zijn: drie gaatjes tussen zes en twaalf, en dan pas weer een met 37? Het riekt.
Bij de mondhygiëniste voel ik echter hetzelfde als bij de schooltandarts. Ik heb niet goed gepoetst. Ik krijg straf. Terwijl ik echt twee keer per dag poets. Ok, niet elke dag flos. Een paar keer per week. En ragen ook niet elke dag. Of stoken; af en toe. Maar het is toch goed? Wit?
“Je hebt parodontitis” zei ze de laatste keer. Meer dan een half jaar geleden. Jaja, long overdue.
Optrekkend tandvlees. Dat gebeurt na je veertigste. Alles gaat hangen, behalve je tandvlees, dat trekt op. Met een zorgelijk gezicht liet ze me zien dat er ruimte zit tussen tandvlees en wortel. Dat mijn wortels nog maar een paar millimeter in mijn kaakbeen zitten. Wat ik er aan kon doen? Nou, niks. Tandvlees trek je blijkbaar niet zomaar meer naar beneden. Dus schoon houden, zorgen dat er geen restjes tussen dat tandvlees en de wortels kan gaan zitten, wat dan weer gaat rotten en de boel van binnenuit verstiert.
Dus ik heb alle hulpmiddelen in huis. Die ik vervolgens volkomen negeer. Twee keer per dag poetsen, dat moet maar genoeg zijn. Afgelopen jaar beet ik in een broodje kroket en brak ik een kies. Dat was de laatste almagaanvulling die mijn tandarts, met veel verdoving en zalvende woorden, heeft vervangen voor een witte vulling. Na de schooltandarts heb ik een bange mensen tandarts gekozen. Wat een schat, die man. Indien nodig verdooft hij je al in de wachtkamer.
Maar maandagmiddag begon het opeens. Kiespijn. Alsof er wat klem zit tussen kies en kaakbeen. Kauwen doet pijn. Maar ik weet inmiddels ook dat het ten dele psychosomatisch is. Ik begin de uitdrukking ‘op je tandvlees lopen’ steeds beter te begrijpen. Als ik moe ben, het beu ben, slaap tekort heb, dan merk ik dat aan mijn gebit. Omdat ik mijn gebit dan ook verwaarloos: dan ga ik ook wel eens naar bed zonder te poetsen, of pak ik ’s ochtends niet de volle vijf minuten poetsen en raffel het af. De Tandenfee straft onmiddellijk. Jij niet goed voor jezelf zorgen? Poef! Pijn!
Het is de laatste week. Nog even. Heel even. Het is nu dagen tellen. Nog drie vergaderingen, twee sub overleggen, een diplomering, een teamuitje. En dan is het klaar voor dit jaar. Klaar. Zes weken zomervakantie. Zes weken. Zes weken waarin ik elke dag zal ragen, flossen, drie keer per dag poetsen zelfs, ok? Tandenfee? Ok? Hebben we een deal? Mag die kiespijn nu weg?
ethiek
14 July 2016 10:41
In het blog van onze CVB-er lees ik dat hij zich afvraagt hoe we met ethische vraagstukken omgaan. Een pak papier mee naar huis nemen als docent, omdat je thuis nog wat wil printen voor je leerlingen, mag en kan dat?
Ik lees het als een soort pauzenummertje in de hectische laatste weken. Ik kom net uit een vergadering over de teamtaken, en moet nog een studiewijzer schrijven. Om mijn (flex)werkplek heen wordt druk opgeruimd: er wordt een kantoorruimte omgetoverd tot klaslokaal deze zomer, en alle kasten moeten leeg. Van de opbrengst van het oud papier kunnen we vermoedelijk met zijn allen uit eten, (maar dat mag niet van de ethiekpolitie, dus het gaat op de grote hoop) maar er komen ook veel andere dingen uit de kasten. Insteekhoesjes. Toetspapier. Mappen, al dan niet gevuld met nog meer insteekhoesjes. Oude spullen: floppy discs; lesmateriaal uit vervlogen tijden. Weggevertjes van voorbije open dagen. Hier en daar staan er zelfs nog oude logo’s op. Nog meer insteekhoesjes. En spúllen. Lege verpakkingen die gebruikt worden voor lessen; ook dit hoort bij de P van Product. Twee paar oude gympen: ook lesmateriaal. Welke zijn de echte en welke de neppers? Een monopolyspel; daar is ooit boekhouden mee uitgelegd.
Persoonlijke zaken: een paar geluidsboxjes, een tas, een lampje met kerstlichtjes, een pot waar drop in heeft gezeten (heel even maar), bolletjes wol, gebruikt voor mentorlessen, inpakpapier van de cursus inpakken.
In het bakje voor me liggen de 22 pennen aan een koordje klaar die ik als eindejaarcadeautje mee ga geven aan mijn leerlingen. Volgens een bekende internetmeme ga je dood als je je pen verliest; het is mijn grapje voor mijn mentorklasje. Gisteren gehaald bij de Action. Voor dat soort dingen is geen budget, dus ik koop dat zelf maar.
Ik vraag me af hoe de CVB-er daar over denkt….
Ik lees het als een soort pauzenummertje in de hectische laatste weken. Ik kom net uit een vergadering over de teamtaken, en moet nog een studiewijzer schrijven. Om mijn (flex)werkplek heen wordt druk opgeruimd: er wordt een kantoorruimte omgetoverd tot klaslokaal deze zomer, en alle kasten moeten leeg. Van de opbrengst van het oud papier kunnen we vermoedelijk met zijn allen uit eten, (maar dat mag niet van de ethiekpolitie, dus het gaat op de grote hoop) maar er komen ook veel andere dingen uit de kasten. Insteekhoesjes. Toetspapier. Mappen, al dan niet gevuld met nog meer insteekhoesjes. Oude spullen: floppy discs; lesmateriaal uit vervlogen tijden. Weggevertjes van voorbije open dagen. Hier en daar staan er zelfs nog oude logo’s op. Nog meer insteekhoesjes. En spúllen. Lege verpakkingen die gebruikt worden voor lessen; ook dit hoort bij de P van Product. Twee paar oude gympen: ook lesmateriaal. Welke zijn de echte en welke de neppers? Een monopolyspel; daar is ooit boekhouden mee uitgelegd.
Persoonlijke zaken: een paar geluidsboxjes, een tas, een lampje met kerstlichtjes, een pot waar drop in heeft gezeten (heel even maar), bolletjes wol, gebruikt voor mentorlessen, inpakpapier van de cursus inpakken.
In het bakje voor me liggen de 22 pennen aan een koordje klaar die ik als eindejaarcadeautje mee ga geven aan mijn leerlingen. Volgens een bekende internetmeme ga je dood als je je pen verliest; het is mijn grapje voor mijn mentorklasje. Gisteren gehaald bij de Action. Voor dat soort dingen is geen budget, dus ik koop dat zelf maar.
Ik vraag me af hoe de CVB-er daar over denkt….
13 weken vakantie per jaar (licht aangepast...)
19 October 2017 16:41
Op Twitter volg ik iemand wiens Avatar ‘Wonderwoman’ is. Zo’n Japans stripfiguur waarvan je verwacht dat ze inderdaad wonderkrachten heeft. Of in ieder geval heel goed kan vechten. Met stokjes ofzo. Haar twitteradres is dan weer heel meisjesachtig. Het woord Lief zit er in. Een gespleten persoonlijkheid? Ze werkt in het onderwijs. Ik weet niet precies als wat, maar ik vermoed als docente in de bovenbouw van de Havo. Dat leid ik af aan haar tweets in het voorjaar. Als iedereen twittert over terrasjes en mooi weer en zij over de tweede correctie van examens.
Zij begon de zomervakantie een aantal van haar tweets met #zesweken. Ik vond dat leuk, ik heb immers ook zes weken, en ik besef heel goed dat het een luxe is die maar weinig werkenden zich kunnen permitteren. Het is met drie weken aaneengesloten voor de meeste mensen in loondienst wel klaar, en een zelfstandig ondernemer die er zes weken tussenuit gaat midden in de zomer: ze zijn er vast maar ik ken ze niet. Dus toen ik deze zomer eens telde en dacht: er zijn er al weer drie voorbij, twitterde ik ook ‘Op de helft. #zesweken’. Het leverde me meteen een aantal antwoorden op.
De leukste was ‘Nog even volhouden, je kan het! #zesweken’. De retweet van een collega kon ik ook nog volgen. Maar de meeste reacties waren… negatief. Oh, ik heb een zeer beschaafde tijdlijn hoor, schelden doet men niet en ik heb nog geen volgers moeten blokkeren vanwege onappetijtelijk taalgebruik, maar ‘Jij wel! Ik ben al lang weer aan het werk’ en ‘Hard werken hoor, dat onderwijs’, dat kan je toch ook niet positief noemen?
In mijn omgeving hoor ik het ook van vrienden en kennissen. ‘Jij hebt zeker weer vakantie?’ zeggen mijn vriendinnen die zich afvragen wat ze met de kinderen moeten doen met de herfst-, kerst,- of meivakantie of inderdaad, in die zes lange weken zomer. Ze gunnen me het hoor, het zijn mijn vriendinnen, maar een beetje jaloers zijn ze wel. Ik heb het gezeur met in te schakelen opa’s en oma’s nou eenmaal niet; als de kinderen vrij zijn ben ik ook vrij. Nou ja, meestal dan, want onze ‘studiedagen’ vallen natuurlijk nooit samen met die van de school van mijn kinderen.
Ik zal er niet om liegen, toen ik 18 jaar geleden als zij-instromer op een MBO begon, waren die vakanties wel degelijk een argument. Met een man die een hele drukke baan had, zag ik de bui met kinderen op de lagere school al hangen en ik zat niet zo ruim in de opa’s en oma’s. Altijd gelijk met de kinderen vakantie hebben; het was een van de redenen om het onderwijs in te gaan.
Inmiddels geef ik soms het uitgebreide antwoord, maar vaker het korte antwoord. Als men mij weer eens aanspreekt met ‘jij hebt wel heel veel vakantie’, antwoord ik meestal met ‘dertien weken per jaar, en als ik een keer pas om zes uur thuis ben, had ik een latertje.’ De meeste mensen zijn helemaal niet ontvankelijk voor het uitgebreide antwoord, dus ik laat dat meestal maar en neem ze meteen de wind uit de zeilen. Laat ze maar denken dat iedereen in het onderwijs een lui varken is. Ik weet beter.
Wat het uitgebreide antwoord is? In het onderwijs – althans in mijn onderwijs, het MBO- werken we evenveel uren als een ambtenaar. De normjaartaak van een ambtenaar is 1659 klokuren op jaarbasis. De meeste ambtenaren verdelen dit in een 36 urige werkweek, waardoor ze zes weken vakantie per jaar overhouden. En af en toe een vrije dag. Wij BVE-ers (onze cao is de cao voor Beroeps- en Volwassenen Educatie, afgekort BVE) moeten het in 40 weken doen, als we een normaal jaar hebben. Met dank aan de vakantiespreiding heb je eens in de drie jaar een normaal jaar: het jaar ervoor is een lang jaar, van 41 weken, het jaar erna een kort jaar met 39. Maar laten we het even op die 40 weken houden: dan draaien we onze 1659 uur dus in 40 weken, wat ons een werkweek oplevert van 41,475 uur. Ja, drie cijfers achter de komma, want je werktijdfactor wordt in BVE land zelfs in vier cijfers achter de komma uitgedrukt.
‘Ja maar, je bent toch vaak genoeg om vier uur al uit? Of nog eerder?’ Ja, inderdaad. Je rooster, je lessentabel, zet je niet voor die volle veertig uur voor de klas. Hoewel er roostermakers zijn die het nog wel eens willen proberen. Je moet je lessen ook voorbereiden, en daar krijg je tijd voor. Ongeveer de helft van de tijd die je voor de klas staat, heb je ook om je lessen voor te bereiden, repetities te maken, vergaderingen te houden over de leerlingen, het onderwijssysteem, de school in het algemeen en jouw afdeling in het bijzonder en alles wat er nog meer bij komt kijken.
Ik had ooit in een grijs verleden een docent geschiedenis die al jaren hetzelfde lesje afdraaide. Als ik tegen mijn zus zei dat we bezig waren over de tweede wereldoorlog, dan wist zij me te vertellen dat ik de laatste twee weken voor de kerstvakantie ‘The Wave’ zou gaan kijken en dat ik op de repetitie de vraag zou krijgen over welk mechanisme de film ging. Het was ‘hersenspoeling’ en inderdaad, die vraag zat in de repetitie. Mijn zus is tien jaar ouder dan ik.
Dat soort docenten zijn er gelukkig steeds minder. De boeken worden geen tien jaar meer gebruikt en de docenten die maar één vak geven zijn ook op de vingers van een hand te tellen. Dus de uitzonderingen daargelaten, hebben de meeste docenten die tijd voor voorbereiding en nazorg, zoals het heet, ook echt nodig. De leerling is veranderd, en vraagt om actuele voorbeelden. Filmpjes die twee weken geleden op TV waren zijn of saai of allang viral gegaan en een repetitie hergebruiken? Ze hebben er foto’s van gemaakt met hun mobieltje dus als je echt wil weten wat ze geleerd hebben, moet je dat niet doen.
Met een fulltime baan mag je maximaal 1200 contacturen hebben. Contacturen zijn de uren dat je aanwijsbaar met de leerlingen bezig bent. Dat ben je als je les geeft, dat ben je als je je lessen voorbereidt, dat ben je als je vergadert over die leerling, dat ben je op sommige scholen ook als je stagebezoeken doet, en op andere scholen is dit weer apart benoemd. Al je taken en taakjes zijn in BVE land ingedeeld in een Jaartaakbrief. Die Jaartaakbrief begint met je lessen, want dat is je basis. Op ‘mijn’ school is de consensus dat het met 30 lesuren wel klaar moet zijn. Dan begin je elke dag om half negen, heb je gemiddeld een tussenuur per dag, en ben je na zes uren lesgeven klaar. Dat is inderdaad half vier. ’s Ochtends en ‘s middags heb je een kwartier pauze, die je vaak tussen de leerlingen doorbrengt. Alleen tijdens de lunch (een half uurtje) jagen we ze weg uit de docentenkamer, even rustig eten. De andere pauzes gaan op aan vragen van leerlingen, verhalen die ze kwijt willen en rotsmoesjes waarom ze die ochtend te laat waren. Het gesprek in de lunchpauze gaat over leerlingen.
Het lijkt niet veel, die lesuren. Maar reken even mee? 30 lesuren per week, dat is dertig keer 50 minuten. 1500 minuten gedeeld door 60 minuten is 25 klokuren. Dus als je dagelijks van half negen tot half vier aanwezig bent, ben je 35 uur op school geweest, dus daar verdampt al 10 uur. Je hebt op 30 lesuren per week 15 uur voor voorbereiding en nazorg, je hebt dus nog vijf uur over om inderdaad die filmpjes op het net op te zoeken, die extra samenvatting en oefeningen voor ze te maken, die SO’s en repetities te maken en je studiewijzer aan te passen. Voor alle vier of vijf vakken die je geeft. Dat kan een stukje in die tussenuren, maar nooit helemaal. Al was het maar omdat je een werkplekje moet zoeken waar je je computer in kan pluggen. Moet je je voorstellen dat er op een kantoor elke vijftig minuten een bel zou gaan, waarop de hele goegemeente zijn spullen oppakt om het honderd meter verderop weer uit te stallen: computer, boeken waarmee gewerkt werd, pen, papier, eventuele hulpmiddelen… Ik vermaak me wel eens met die gedachte. Het zou een chaos worden. Moet de vetplant dan ook mee en het fotolijstje met ‘denk aan mij’?
Ja, maar je hebt toch 1659 uur? Toch geen 1200 voor echt les? Die andere uren heb je toch ook nog?
Ja, je hebt 459 uur per jaar voor andere dingen, en hoe die ingevuld worden verschilt per persoon. 59 uur worden je ‘cadeau’ gegeven: deskundigheidsbevordering in te vullen naar eigen inzicht. Dus geef je wiskunde dan mag je in die tijd naar de Olympiade. De kans dat je je inleest in de Wet Meijerink is groter, maar dat mag je zelf weten. In mijn persoonlijke geval: ik maak ze op aan het lezen van starterstijdschriften als Sprout en Management Team en het proberen te volgen van de ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en belastingen, die ze niet leuker maken inderdaad. Ik geef marketing en ondernemersvaardigheden…
Nog vierhonderd uur. Die per persoon verschillend worden ingevuld. Teamvergaderingen, onderwijsontwikkeling, clusteroverstijgend vakgroepoverleg, open dagen, voorlichting op middelbare scholen, overleg met het Regionaal Bureau Leerplicht, ontschotten van opleidingen, excursies organiseren, toetsenbankontwikkeling, flipping the classroom, sectoroverleg, overgang VMBO-MBO vergemakkelijken, overgang MBO-HBO aan laten sluiten, werkveldbijeenkomsten, ontwikkelen van doorlopende leerlijnen, aandacht voor Voortijdig School Verlaten, duurzaamheid, innovatie, e-learning en ga zo maar door.
Wanneer ik dan de tijd had om te schrijven? Ik werkte parttime. In het onderwijs. Ik had dus alle tijd!
Zij begon de zomervakantie een aantal van haar tweets met #zesweken. Ik vond dat leuk, ik heb immers ook zes weken, en ik besef heel goed dat het een luxe is die maar weinig werkenden zich kunnen permitteren. Het is met drie weken aaneengesloten voor de meeste mensen in loondienst wel klaar, en een zelfstandig ondernemer die er zes weken tussenuit gaat midden in de zomer: ze zijn er vast maar ik ken ze niet. Dus toen ik deze zomer eens telde en dacht: er zijn er al weer drie voorbij, twitterde ik ook ‘Op de helft. #zesweken’. Het leverde me meteen een aantal antwoorden op.
De leukste was ‘Nog even volhouden, je kan het! #zesweken’. De retweet van een collega kon ik ook nog volgen. Maar de meeste reacties waren… negatief. Oh, ik heb een zeer beschaafde tijdlijn hoor, schelden doet men niet en ik heb nog geen volgers moeten blokkeren vanwege onappetijtelijk taalgebruik, maar ‘Jij wel! Ik ben al lang weer aan het werk’ en ‘Hard werken hoor, dat onderwijs’, dat kan je toch ook niet positief noemen?
In mijn omgeving hoor ik het ook van vrienden en kennissen. ‘Jij hebt zeker weer vakantie?’ zeggen mijn vriendinnen die zich afvragen wat ze met de kinderen moeten doen met de herfst-, kerst,- of meivakantie of inderdaad, in die zes lange weken zomer. Ze gunnen me het hoor, het zijn mijn vriendinnen, maar een beetje jaloers zijn ze wel. Ik heb het gezeur met in te schakelen opa’s en oma’s nou eenmaal niet; als de kinderen vrij zijn ben ik ook vrij. Nou ja, meestal dan, want onze ‘studiedagen’ vallen natuurlijk nooit samen met die van de school van mijn kinderen.
Ik zal er niet om liegen, toen ik 18 jaar geleden als zij-instromer op een MBO begon, waren die vakanties wel degelijk een argument. Met een man die een hele drukke baan had, zag ik de bui met kinderen op de lagere school al hangen en ik zat niet zo ruim in de opa’s en oma’s. Altijd gelijk met de kinderen vakantie hebben; het was een van de redenen om het onderwijs in te gaan.
Inmiddels geef ik soms het uitgebreide antwoord, maar vaker het korte antwoord. Als men mij weer eens aanspreekt met ‘jij hebt wel heel veel vakantie’, antwoord ik meestal met ‘dertien weken per jaar, en als ik een keer pas om zes uur thuis ben, had ik een latertje.’ De meeste mensen zijn helemaal niet ontvankelijk voor het uitgebreide antwoord, dus ik laat dat meestal maar en neem ze meteen de wind uit de zeilen. Laat ze maar denken dat iedereen in het onderwijs een lui varken is. Ik weet beter.
Wat het uitgebreide antwoord is? In het onderwijs – althans in mijn onderwijs, het MBO- werken we evenveel uren als een ambtenaar. De normjaartaak van een ambtenaar is 1659 klokuren op jaarbasis. De meeste ambtenaren verdelen dit in een 36 urige werkweek, waardoor ze zes weken vakantie per jaar overhouden. En af en toe een vrije dag. Wij BVE-ers (onze cao is de cao voor Beroeps- en Volwassenen Educatie, afgekort BVE) moeten het in 40 weken doen, als we een normaal jaar hebben. Met dank aan de vakantiespreiding heb je eens in de drie jaar een normaal jaar: het jaar ervoor is een lang jaar, van 41 weken, het jaar erna een kort jaar met 39. Maar laten we het even op die 40 weken houden: dan draaien we onze 1659 uur dus in 40 weken, wat ons een werkweek oplevert van 41,475 uur. Ja, drie cijfers achter de komma, want je werktijdfactor wordt in BVE land zelfs in vier cijfers achter de komma uitgedrukt.
‘Ja maar, je bent toch vaak genoeg om vier uur al uit? Of nog eerder?’ Ja, inderdaad. Je rooster, je lessentabel, zet je niet voor die volle veertig uur voor de klas. Hoewel er roostermakers zijn die het nog wel eens willen proberen. Je moet je lessen ook voorbereiden, en daar krijg je tijd voor. Ongeveer de helft van de tijd die je voor de klas staat, heb je ook om je lessen voor te bereiden, repetities te maken, vergaderingen te houden over de leerlingen, het onderwijssysteem, de school in het algemeen en jouw afdeling in het bijzonder en alles wat er nog meer bij komt kijken.
Ik had ooit in een grijs verleden een docent geschiedenis die al jaren hetzelfde lesje afdraaide. Als ik tegen mijn zus zei dat we bezig waren over de tweede wereldoorlog, dan wist zij me te vertellen dat ik de laatste twee weken voor de kerstvakantie ‘The Wave’ zou gaan kijken en dat ik op de repetitie de vraag zou krijgen over welk mechanisme de film ging. Het was ‘hersenspoeling’ en inderdaad, die vraag zat in de repetitie. Mijn zus is tien jaar ouder dan ik.
Dat soort docenten zijn er gelukkig steeds minder. De boeken worden geen tien jaar meer gebruikt en de docenten die maar één vak geven zijn ook op de vingers van een hand te tellen. Dus de uitzonderingen daargelaten, hebben de meeste docenten die tijd voor voorbereiding en nazorg, zoals het heet, ook echt nodig. De leerling is veranderd, en vraagt om actuele voorbeelden. Filmpjes die twee weken geleden op TV waren zijn of saai of allang viral gegaan en een repetitie hergebruiken? Ze hebben er foto’s van gemaakt met hun mobieltje dus als je echt wil weten wat ze geleerd hebben, moet je dat niet doen.
Met een fulltime baan mag je maximaal 1200 contacturen hebben. Contacturen zijn de uren dat je aanwijsbaar met de leerlingen bezig bent. Dat ben je als je les geeft, dat ben je als je je lessen voorbereidt, dat ben je als je vergadert over die leerling, dat ben je op sommige scholen ook als je stagebezoeken doet, en op andere scholen is dit weer apart benoemd. Al je taken en taakjes zijn in BVE land ingedeeld in een Jaartaakbrief. Die Jaartaakbrief begint met je lessen, want dat is je basis. Op ‘mijn’ school is de consensus dat het met 30 lesuren wel klaar moet zijn. Dan begin je elke dag om half negen, heb je gemiddeld een tussenuur per dag, en ben je na zes uren lesgeven klaar. Dat is inderdaad half vier. ’s Ochtends en ‘s middags heb je een kwartier pauze, die je vaak tussen de leerlingen doorbrengt. Alleen tijdens de lunch (een half uurtje) jagen we ze weg uit de docentenkamer, even rustig eten. De andere pauzes gaan op aan vragen van leerlingen, verhalen die ze kwijt willen en rotsmoesjes waarom ze die ochtend te laat waren. Het gesprek in de lunchpauze gaat over leerlingen.
Het lijkt niet veel, die lesuren. Maar reken even mee? 30 lesuren per week, dat is dertig keer 50 minuten. 1500 minuten gedeeld door 60 minuten is 25 klokuren. Dus als je dagelijks van half negen tot half vier aanwezig bent, ben je 35 uur op school geweest, dus daar verdampt al 10 uur. Je hebt op 30 lesuren per week 15 uur voor voorbereiding en nazorg, je hebt dus nog vijf uur over om inderdaad die filmpjes op het net op te zoeken, die extra samenvatting en oefeningen voor ze te maken, die SO’s en repetities te maken en je studiewijzer aan te passen. Voor alle vier of vijf vakken die je geeft. Dat kan een stukje in die tussenuren, maar nooit helemaal. Al was het maar omdat je een werkplekje moet zoeken waar je je computer in kan pluggen. Moet je je voorstellen dat er op een kantoor elke vijftig minuten een bel zou gaan, waarop de hele goegemeente zijn spullen oppakt om het honderd meter verderop weer uit te stallen: computer, boeken waarmee gewerkt werd, pen, papier, eventuele hulpmiddelen… Ik vermaak me wel eens met die gedachte. Het zou een chaos worden. Moet de vetplant dan ook mee en het fotolijstje met ‘denk aan mij’?
Ja, maar je hebt toch 1659 uur? Toch geen 1200 voor echt les? Die andere uren heb je toch ook nog?
Ja, je hebt 459 uur per jaar voor andere dingen, en hoe die ingevuld worden verschilt per persoon. 59 uur worden je ‘cadeau’ gegeven: deskundigheidsbevordering in te vullen naar eigen inzicht. Dus geef je wiskunde dan mag je in die tijd naar de Olympiade. De kans dat je je inleest in de Wet Meijerink is groter, maar dat mag je zelf weten. In mijn persoonlijke geval: ik maak ze op aan het lezen van starterstijdschriften als Sprout en Management Team en het proberen te volgen van de ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en belastingen, die ze niet leuker maken inderdaad. Ik geef marketing en ondernemersvaardigheden…
Nog vierhonderd uur. Die per persoon verschillend worden ingevuld. Teamvergaderingen, onderwijsontwikkeling, clusteroverstijgend vakgroepoverleg, open dagen, voorlichting op middelbare scholen, overleg met het Regionaal Bureau Leerplicht, ontschotten van opleidingen, excursies organiseren, toetsenbankontwikkeling, flipping the classroom, sectoroverleg, overgang VMBO-MBO vergemakkelijken, overgang MBO-HBO aan laten sluiten, werkveldbijeenkomsten, ontwikkelen van doorlopende leerlijnen, aandacht voor Voortijdig School Verlaten, duurzaamheid, innovatie, e-learning en ga zo maar door.
Wanneer ik dan de tijd had om te schrijven? Ik werkte parttime. In het onderwijs. Ik had dus alle tijd!